Dode paarden

Met regelmaat wordt mij gevraagd, ook door de jongens zelf, wat het is dat mij aanspreekt om met de doelgroep waarmee ik nu werk, te werken. Er worden dan diverse vragen op me afgevuurd. Is het de straatcultuur die me aanspreekt? Of dat ik jongens denk te kunnen helpen hun gedrag te veranderen? Voel je je nooit onzeker of boos? Denk je zelf iets te kunnen bereiken, dit is toch trekken aan dode paarden?

 

Om maar met de deur in huis te vallen: het antwoord op dit alles is ‘nee’, met als grootste ‘nee’ de 'nee' tegen het begrip 'dode paarden'. Ook ik heb een hekel aan de verharde straatcultuur waar een ripdeal kan leiden tot het nemen van een mensenleven, waar woorden worden gebruikt die pijn doen aan mijn oren omdat ze grammaticaal vaak niet eens kloppen, waar jongens verwikkeld zijn in gedragspatronen die al hun hele leven vorming hebben gekregen die uiteindelijk in dit gedrag hebben geresulteerd waarbij ze me uittesten door lelijk te doen. En natuurlijk hoor ik jongens zeggen ‘dat ze echt niks willen’

Om direct een antwoord te geven op wat mij dan wel aanspreekt: de in de volksmond zogenoemde 'dode paarden', jongens die echt niks willen. ‘Maar waarom zou je trekken aan een dood paard? Als iemand iets zelf niet wil, dan ga je nooit iets kunnen bereiken!’ En dat is waar ik het dus pertinent niet mee eens ben. Ik durf de stelling in te nemen dat iedereen iets wil. En in een bepaalde periode kan ‘niks’ ook het antwoord zijn. Onze maatschappij is ingericht op vooruitgang, ontwikkelen en participeren. Wil je 'niks', dan zoek je het, op z’n zachtst gezegd, maar uit. Dit is de afwijzing waar ik in mijn werk dagelijks tegenaan loop.
 

'Je kunt een kind wel uit de oorlog halen, maar hoe haal je de oorlog uit een kind'?

 
Ik werk met jongens die meestal van ver komen. Opgegroeid in achterstandswijken, vaak bij ouders die zelf ook kampen met psychiatrische problematiek en in toenemende mate kinderen met een stempel ‘licht verstandelijk beperkt’. Dit geeft geen excuus om wat deze jongens uitspoken te rechtvaardigen, maar zeggen dat ze andere keuzes hadden kunnen maken is gewoonweg in veel gevallen een stap te ver. Ze zeggen bij Warchild zo mooi: ‘je kunt een kind uit de oorlog halen, maar hoe haal je de oorlog uit een kind?’ En die slogan valt mijns inziens rechtstreeks toe te passen op deze doelgroep. Wat nou als je nooit de andere keuze hebt gezien? Kan je overstijgend genoeg denken om die andere keuze te maken? En wat gebeurt er als je die andere keuze maakt terwijl jouw omgeving niet verandert en ook nooit zal veranderen door de ingebakken gedragspatronen die tot de vorming van jouw naasten hebben geleid? Die naasten die er wel, op hun manier, voor jou stonden terwijl de rest van de maatschappij jou de rug toekeerde? Ga je die verloochenen?
 

'Ze krijgen de goede keuzes op een presenteerblaadje'.

 
Vaak wordt er ingespeeld op de wensen van de maatschappij, krijgen de jongens die goede keuzes voorgeschoteld op een presenteerblaadje als ze in het social work circus belanden. Er wordt ze kenbaar gemaakt te moeten veranderen om deel te kunnen nemen aan deze maatschappij, want doen ze dat niet, dan is de kans op recidive groot. Deelnemen aan de maatschappij. Die maatschappij die staat voor groeien, succes maken, ambitie en participeren. Diezelfde maatschappij die deze jongens als een onderste laag ziet die eigenlijk niet meetelt, diezelfde maatschapij die ervoor gekozen heeft om wie niet op de juiste manier meedoet volgens de zelf gestelde normen, op te sluiten achter slot en grendel zodat de maatschappij er geen last van heeft. Die maatschappij, daar moeten deze jongens bij willen horen. Vragen we dan eigenlijk niet iets heel onredelijks van ze? En dat is waar ik 9 van de 10 keer ‘het dode paard’ vind.
 
 
Dode paarden. Moegestreden in hun zoektocht naar acceptatie, hun leven vol afwijzing en hun vorming die vaak in een gesloten setting met lotgenoten, buiten die doordraaiende aardbol, de maatschappij, heeft plaatsgevonden. Dit zijn de jongens waar ik het verschil voor wil maken. Niet omdat de maatschappij iets van ze verlangt, maar omdat ik ze wil kunnen bieden wat hen activiteert: ‘niks’. Geen grote verwachtingen, geen voor hen bepaalde doelen, geen doelen stellen als ze aangeven zelf niks te willen en al zeker niet een preek geven over wat nodig is om te kunnen deelnemen aan de maatschappij. ‘Maar wat bereik je dan?’ Acceptatie. Acceptatie dat hoe zij nu erin staan een gevolg is van waar ze vandaan komen. Mede een gevolg van onze maatschappij. En dat het er mag zijn. Een veiligheid die deze jongens waaraan altijd getrokken wordt nooit hebben gevoeld. Rust. Even niks. Even gewoon zijn. Wat je ziet is dat als die rust er is, er pas een klein vlammetje begint te branden. Geen afwijzing, maar bevestiging. Geen afkeuring maar acceptatie.
 

'Autonomie, verbondenheid en competentie'

 
Toen ik een aantal jaren geleden bezig was met mijn scriptie in een geheel andere sector liep ik aan tegen de zelfdeterminatietheorie van Ryan & Deci. Dat geluk begint bij het gevoel van autonomie (zelf keuzes maken), verbondenheid (je onderdeel van een geheel voelen) en gevoel van competentie (iets kunnen en dat zelf ook zo ervaren). Die theorie heeft mij nooit meer losgelaten en ligt ten grondslag aan hoe ik dagelijks probeer te handelen.
 
 
Wat nou als een jongen gecomplimenteerd wordt voor wat hij wel doet, in plaats van afgewezen te worden voor wat hij niet doet? En wat nou als een in de maatschappij als negatief geziene gedraging niet wordt uitgelicht en daarmee uitvergroot maar kort begrensd en eruit wordt gehaald wat er wel positief aan is? Want, ‘ieder nadeel heeft zijn voordeel’. De stappen worden dan zelf gezet (autonomie), het goede gedrag wordt gecomplimenteerd en daarmee inzichtelijk gemaakt (competentie) en de acceptatie dat het verder gewoon is wat het is geeft het gevoel er te mogen zijn voor de ander (verbondenheid).
 

'Voeten op tafel'

 
Om maar 2 voorbeelden te geven:
 
Voorbeeld 1:
Leerling X was al tijden niet naar school geweest. ‘Hij wilde niet’. Maar vandaag was hij er eindelijk. Met zijn voeten op een stoel om lekker comfortabel te kunnen zitten. Volgens de normen en waarden accepteren we het niet dat jongens hun voeten op tafel of op een andere stoel leggen. Leerling X deed echter supergoed mee met het lesprogramma. Nadat ik hem hiervoor complimenteerde en het negatieve gedrag (voeten op een plek waar ze niet horen) negeerde, bemerkte hij kennelijk er te mogen zijn, hij werd gecomplimenteerd op zijn actieve en goede deelname (competentie) en hij had zelf de keuze om zijn voeten van de stoel te halen (autonomie), wat hij uiteindelijk ook deed, want hij wist heus wel dat dat niet mocht.
 
 
Voorbeeld 2:
Leerling Y leek in geen velden of wegen te motiveren om maar IETS te doen tijdens de les. Onderuitgezakt zat hij op de bank en weigerde alles dat we hem aanboden. We konden hem eruit zetten met een rapport (soms is dit een goede grens om ongewenst gedrag niet verder te laten escaleren, maar het kan tevens een afwijzing zijn). Ik merkte dat het hem niet zozeer zat in vervelend willen zijn of doen, maar dat hij gewoonweg niet beter wist. In een gesprek over waar hij goed in was kon hij niks opnoemen. Hij was al zo vaak afgewezen en gecorrigeerd dat hij kwijt was wat hij nog wel goed kon doen (competentie). Op de vraag wat hij wilde kwam het antwoord ‘niks’. Zijn ideeën waren toch al vaak afgekeurd (autonomie). Maar toen ik vroeg: ‘wie is de belangrijkste persoon in jouw leven?’ antwoordde hij: ‘mijn moeder’ (verbondenheid). Gebrek aan gevoel van competentie en gebrek aan gevoel van autonomie. 2 Cruciale zaken voor zijn geluk. Gelukkig was er nog wel het gevoel van verbondenheid. Ik vroeg hem: ‘wil je wel iets voor je moeder doen?’ Hij knikte. Ik gaf hem de keuze wat hij voor haar wilde doen. ‘Iets maken’. Hij kon alleen niks bedenken. Samen namen we de materialen door, hij nog steeds achterovergeleund op de bank met zijn capuchon op en ik inmiddels kramp in mijn kuiten van het gehurkt naast hem zitten. Ongewenst gedrag en ongewenste pijn. Negeren! We kwamen uit bij een waxinehoudertje. ‘Maar nee laat maar, ik kan dat niet’. Mijn antwoord: ‘wat jij niet kan doe ik voor jou en dan zeggen we gewoon dat jij het hebt gedaan’. Zijn lichtje ging aan, hij stond op en is vanaf dat moment nooit meer op de bank beland. Hij kwam erachter weldegelijk iets te kunnen: onder begeleiding zagen, schuren en graveren (competentie), hij bepaalde zelf wat erop moest komen te staan en alle materialen waren toegestaan (autonomie) en hij werd positief bemoedigd en werkte aan iets voor diegene die voor hem belangrijk was (verbondenheid vanuit liefde). Dit maakte dat hij ook ging meedoen met de dingen die mijn collega en ik hem aanboden (verbondenheid vanuit acceptatie). Met trots verliet hij ons met zijn kunstwerk in handen en zagen we een lach van oor tot oor. Iets dat we nooit eerder hadden gezien.
 

'Accepteer en bemoedig'

 
Soms lijken het ministapjes voor die doldwaas draaiende maatschappij waar we in leven en waarin we overstijgend moeten denken en altijd maar moeten meedoen om niet buiten de boot te vallen. Laten we als maatschappij eens wat meer gaan hengelen! En wil je dat deze jongens zich vormen naar de maatstaven van die maatschappij, dan zal je als maatschappij ook een stap hun kant op moeten doen. Oordeel niet, maar luister, ook tussen hun regels door. Toon begrip. Verwacht niet direct grote stappen. Win eerst het vertrouwen en laat zien dat ze ertoe doen. Al staan ze er maar met 1 been in, accepteer dit en bemoedig.
 

'Jongens die iets willen leren, alleen niet meer weten wat of hoe'

 
Deze jongens zijn niet hun daden. Deze jongens zijn geen dode paarden. Deze jongens zijn een product van hun vorming in onze maatschappij. Laten we meer de focus leggen op de kunstenaars, de schrijvers, de artiesten, de handelaren, de zorgwerkers, de productiemedewerkers, enzovoorts die we nu buiten onze maatschappij hebben opgesloten. Het wemelt van talent, maar ze moeten het wel zelf leren inzien (competentie), en ze moeten gezien worden (verbondenheid). Pas dan kunnen zij de juiste stappen leren inzien en deze met volle overtuiging vanuit autonomie maken omdat ze het 'willen' hebben hervonden.
Ik werk niet met dode paarden maar met jongens die iets willen, die inzicht verdienen te krijgen in wat en hoe.
 

Ik werk met jongens die iets willen.
Dat is wat mijn werk zo leuk maakt!

 

 

Rating: 5 sterren
1 stem

 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.